Prof. dr. Henri Timmers: ’In 5 tot 10 procent van de gevallen is hypertensie te wijten aan een bijnierziekte
Het specialisme van Timmers is de bijnier, maar hij voelt zich verantwoordelijk voor de endocrinologie in de volle breedte. ‘Mijn onderzoek focust op de bijnier, bijnierhypertensie en de sympathische hormonen, maar ik behartig ook de belangen van onze andere expertisecentra op het gebied van endocriene tumoren, hypofyse en geslachtelijke ontwikkeling en gender.’ Zijn oratie was getiteld Sympathieke hormonen. ‘De titel verwijst naar de sympathische hormonen die bij mijn favoriete onderwerp feochromocytoom een hoofdrol spelen, maar ook naar de taak die wij als endocrinologen hebben om de sympathieke en onsympathieke effecten van hormonen op de patiënt te managen.’
Ten minste 23 genen zijn geassocieerd met het ontstaan van feochromocytomen en paragangliomen. ‘Het is daarmee de genetisch meest diverse tumor die we kennen. We denken dat de sleutel voor succesvolle behandeling van gemetastaseerde ziekte daarom ligt bij een gepersonaliseerde aanpak.’ In biopten van feochromocytomen onderzoekt hij nu de interactie tussen tumorcellen en omgeving. ‘We hebben ontdekt dat rond de tumorcellen een prominent cluster van ontstekingscellen aanwezig is. Deze mix van cellen gaan we nader bestuderen, omdat we van andere tumoren weten dat er een levendige interactie bestaat tussen tumorcellen en het immuunsysteem. Deze interactie bepaalt in grote mate de groeisnelheid van de tumor en de mate waarin therapieën aanslaan.’
Multi-omics-profielen
Een andere belangrijke onderzoekstak van Timmers is de link tussen bijnier en hypertensie. ‘Minstens een op de drie volwassen in het Westen ontwikkelt hypertensie, met alle cardiovasculaire complicaties en mortaliteit van dien. In ongeveer 5 tot 10 procent van de gevallen is hypertensie te wijten aan een bijnierziekte: met name hyperaldosteronisme, maar ook de ziekte van Cushing en feochromocytomen.’
In een grote Europese studie naar een nieuwe classificatie van hypertensie probeert Timmers specifiek patiënten met onderliggende bijnierziekten te identificeren. Dat doet hij niet alleen via metingen van hormoonwaarden, maar ook via genomics en metabolomics, dus op basis van genetische en metabole patronen. ‘Ik kan me voorstellen dat we in de toekomst kijken naar multi-omics-profielen, in plaats van allerlei hormoonbepalingen te doen. Daarmee kunnen we hopelijk eerder hypertensiepatiënten identificeren met bepaalde karakteristieken die passen bij een bijnierziekte, zodat we antihypertensiva meer tailor made kunnen inzetten.’
Bijnierchirurgie
Timmers vindt endocrinologen bij uitstek geschikt als hoofdbehandelaar en primair aanspreekpunt bij behandeltrajecten die voor patiënten soms heel ondoorzichtig zijn. Ook bij beslissingen over de juiste behandelplek kan de endocrinoloog een centrale rol spelen, aldus Timmers. ‘Soms kan een benigne tumor bijvoorbeeld heel goed in een perifeer ziekenhuis behandeld worden. In onze regio stemmen we dat af in tumorwerkgroepen. Momenteel is er veel discussie over bijnierchirurgie. Ik ben van mening dat een centrum jaarlijks ten minste 20 patiënten met bijnierziekten moet opereren.’
In de behandelkamer moet de endocrinoloog intussen steeds meer tegenwicht bieden aan niet-wetenschappelijk onderbouwde beweringen over hormonen die patiënten met name via internet bereiken. ‘Er wordt bijvoorbeeld veel onzin verkondigd over de rol van de bijnier bij klachten als moeheid en overgewicht. Ik denk dat een van de taken van de endocrinoloog is om patiënten goed voor te lichten over wat wel en wat niet met hormonen te maken heeft.’